Furthermore, under Section 83 of the Banking Law (BWG), BB would have had to apply for the imposition of a court supervised management procedure, which is a special arrangement under insolvency law for credit institutions, and this would, in Austria’s opinion, have been tantamount to bankruptcy for BB.
Aangezien de bank slechts over een kernvermogen van 80 miljoen EUR beschikte, zouden de vorderingen onmiddellijk tot insolventie van BB hebben geleid. Bovendien zou BB overeenkomstig § 83 van de Oostenrijkse bankwetgeving (BWG) surseance van betaling hebben moeten aanvragen. Dit betreft een uitzonderlijke regeling voor insolvente kredietinstellingen, die volgens Oostenrijk kon worden gelijkgesteld met een faillissement van BB.