(17) It should be possible to ensure that cross-trade – i.e. international transport operations carried out by a haulier between two Member States neither of which is the Member State where the haulier is established – does not lead to situations whereby, owing to its regularity, continuity and/or systematic nature, it distorts the market by applying to it less favourable employment and working conditions than those which apply in the two Member States between which the cross-trade is taking place.
(17) Het moet mogelijk zijn te vermijden dat derdelandenvervoer, dat wil zeggen internationaal vervoer door een vervoerder tussen twee lidstaten die geen van beide de lidstaat van vestiging van de vervoerder zijn, ertoe leidt dat de markt als gevolg van het regelmatige, continue en/of systematische karakter van dit vervoer, wordt verstoord door de toepassing van minder gunstige arbeidsvoorwaarden dan die welke gelden in de twee lidstaten waartussen het derdelandenvervoer plaatsvindt.