2. For each authorisation, the competent authority of the Member State concerned may, if necessary, impose more stringent emission standards than those resulting from the application of the emission limit values laid down by the Directives referred to in Annex IX to Directive 2000/60/EC, taking into account in particular the toxicity, persistence and bioaccumulation of the substance concerned in the environment into which it is discharged.
2. Voor elke vergunning kan de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, indien zulks noodzakelijk is, strengere emissienormen vaststellen dan die welke resulteren uit de toepassing van de emissiegrenswaarden die zijn vastgesteld bij de in bijlage IX bij Richtlijn 2000/60/EG bedoelde richtlijnen, daarbij met name rekening houdende met de toxiciteit, de persistentie en de bioaccumulatie van de betrokken stof in het milieu waarin de lozing plaatsvindt.