2.1.4. Where, in cases of force majeure or imminent danger or on the instructions of the authorities, an aircraft on a flight from a third country has to land on a landing ground which is not a border crossing point, that aircraft may continue its flight only after authorisation from the border guards and from customs.
2.1.4. Wanneer een luchtvaartuig dat een verbinding uit een derde land verzorgt, in geval van overmacht, bij dreigend gevaar of op instructie van de bevoegde autoriteiten, op een niet als grensdoorlaatpost aangewezen vliegveld moet landen, kan de vlucht niet worden voortgezet zonder de toestemming van de grenswachters en de douaneautoriteiten.