The definition of GPG makes it sensitive to three types of disturbances that set limitations to its interpretation: individual characteristics (e.g. education – if women with low education stay out of the labour market then GPG falls, whereas if they need the income and go to work the GPG widens as employees with higher education earn more), industry characteristics (e.g. firm size – workers in large firms tend to have higher earnings then those working for smaller companies), and institutional characteristics (minimum wage – higher minimum wage decreases GPG, as many women work in low-paid jobs).
Het begrip genderloonkloof is, door zijn definitie, gevoelig voor drie soorten verstoringsfactoren die een juiste interpretatie ervan bemoeilijken: individuele kenmerken - bijv. opleiding - indien laag opgeleide vrouwen buiten de arbeidsmarkt blijven daalt de genderloonkloof, maar als zij het inkomen nodig hebben en gaan werken vergroot de genderloonkloof aangezien werknemers met een hoge opleiding meer verdienen), bedrijfskenmerken (bijv. de omvang van de onderneming - werknemers in grote ondernemingen hebben doorgaans hogere lonen dan werknemers in kleinere bedrijven) en institutionele kenmerken (het minimumloon - een hoger minimumloon doet de genderloonkloof verkleinen, aangezien vele vrouwen in slecht betaalde jobs werken).