The Court of First Instance held, however, that only two thirds of the loss under the second head of damage should be compensated, on the grounds that Schneider had itself contributed to its loss by assuming the real risk of the merger subsequently being declared incompatible and of a forced sale of Legrand's assets.
Het Gerecht was evenwel van oordeel dat slechts twee derde van deze laatste schade diende te worden vergoed, omdat Schneider zelf had bijgedragen tot de schade die zij had geleden, door het reële risico te aanvaarden dat de concentratie achteraf onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt zou worden verklaard en zij de activa van Legrand weer zou moeten afstoten.