For purposes of determining the microphone location referred to in section 3 of Annexes I and II, the seat must be at or as near as possible to the mid point of the horizontal adjustment range.
Voor de vaststelling van de plaats van de microfoon bedoeld in punt 3 van de bijlagen I en II , moet de stoel in de middenpositie van het horizontale afstelbereik worden geplaatst , of in een stand die deze positie zoveel mogelijk benadert .