1. Subject to Articles 31 and 32, agricultural, stock-farming, bee-keeping, horticultural and forestry products from properties located in a third country or third territory adjoining the territory of the Community which are operated by agricultural producers having their principal undertaking in the Community and adjacent to the country or territory concerned shall be exempt on admission.
1. Behoudens het bepaalde in de artikelen 31 en 32 wordt vrijstelling verleend voor de producten van landbouw, veeteelt, bijenteelt, tuinbouw of bosbouw, afkomstig van landerijen die in een derde land of derdelandsgebied in de onmiddellijke nabijheid van het grondgebied van de Gemeenschap zijn gelegen en die worden geëxploiteerd door landbouwproducenten die de zetel van hun bedrijf in de Gemeenschap hebben, in de onmiddellijke nabijheid van het betrokken land of gebied.