Article 5(3)(k) of Directive 2001/29 must be interpreted as meaning that the essential characteristics of parody, are, first, to evoke an existing work, while being noticeably different from it, and secondly, to constitute an expression of humour or mockery.
Artikel 5, lid 3, sub k, van richtlijn 2001/29 moet aldus worden uitgelegd dat de wezenlijke kenmerken van de parodie erin bestaan dat, enerzijds, een bestaand werk wordt nagebootst doch met duidelijke verschillen met het bestaande werk en, anderzijds, aan humor wordt gedaan of de spot wordt gedreven.