33. Shares the criticism of Chinese jurists that the fundamental shortcomings of China’s legal code on religion reside in the constitution, since the principle of ‘religious freedom’ provided for in clauses 1 and 2 of Article 36 conflicts with the principle of ’restrictions on religion’ provided for in clauses 3 and 4, with no clarification as to which takes precedence; joins the call by Chinese jurists religious freedom to be established as the principle of precedence in the constitution;
33. deelt de kritiek van Chinese juristen dat de fundamentele tekortkomingen van de Chinese wetsbepalingen over religie gelegen zijn in de grondwet, omdat het beginsel van de „vrijheid van godsdienst” als bepaald in de punten 1 en 2 van artikel 36 strijdig zijn met het principe van „beperkingen op de religie” in de punten 3 en 4, zonder dat wordt verduidelijkt welk beginsel voorrang heeft; sluit zich aan bij de oproep van de Chinese juristen om de vrijheid van godsdienst vast te leggen als het beginsel dat voorrang heeft in de grondwet;