On the one hand, this concerns ongoing structural cooperation, which may be and could perhaps have been formulated in such a way that it does not turn into an elite club of the strongest and the largest Member States, in other words, that it does not make unified and uniform demands on each participant, because in this case, certain countries will be left out, but instead, enables the smaller countries to take part according to their specialised abilities.
Aan de ene kant gaat het hier om voortdurende structurele samenwerking, die als volgt zou kunnen en kon worden geformuleerd: deze samenwerking mag niet functioneren als een eliteclub van de sterkste en grootste lidstaten, met andere woorden, er mogen geen uniforme en gelijke eisen worden gesteld aan alle deelnemers, aangezien in dat geval bepaalde landen achterblijven, maar deelname van de kleinere landen moet mogelijk worden gemaakt aan de hand van hun speciale kwaliteiten.