The procedure involves the extraction of genomic DNA from the rodent tissue of interest, in vitro processing of the genomic DNA (i.e. packaging of λ vectors, or ligation and electroporation of plasmids to recover the shuttle vector), and subsequent detection of mutations in bacterial hosts under suitable conditions.
De procedure behelst de extractie van genomisch DNA uit het te onderzoeken knaagdierweefsel, in-vitrobewerking van het genomische DNA (d.w.z. verpakking van λ-vectoren of ligatie en elektroporatie van plasmiden om de shuttlevector te isoleren), en vervolgens detectie van mutaties in bacteriële gastheren onder geschikte omstandigheden.