In that regard, he notes that only those activities which, taken on their own, are directly and specifically connected with the exercise of official authority may be excluded from the scope of the freedom of establishment, and that only in cases where the activities connected with the exercise of official authority are inseparable from the remaining activities may that exclusion apply to a whole profession.
Dienaangaande herinnert hij eraan dat alleen die werkzaamheden welke, op zich beschouwd, een rechtstreekse en specifieke deelneming aan de uitoefening van het openbaar gezag vormen, van de werkingssfeer van de vrijheid van vestiging kunnen worden uitgesloten en dat die uitsluiting enkel dan voor het beroep in zijn geheel kan gelden, wanneer de werkzaamheden ter uitoefening van het openbaar gezag onlosmakelijk met de overige werkzaamheden zijn verbonden.