For exhaust outlets located under the vehicle body, the microphone shall be located a minimum of 0,2 m from the nearest part of the vehicle, at a point closest to, but never less than 0,5 m from the exhaust pipe reference point, and at a height of 0,2 m above the ground, and not in line with the exhaust flow.
Bij uitlaatopeningen die zich onder de voertuigcarrosserie bevinden, moet de microfoon minimaal 0,2 m van het dichtstbijzijnde deel van het voertuig worden geplaatst, op een punt dat zich het dichtst bij, maar nooit op minder dan 0,5 m van het referentiepunt van de uitlaatpijp bevindt, en 0,2 m boven de grond, en niet in het verlengde van de uitlaatgasstroom.