23. The appropriate installation and the functioning of the automated measuring systems monitoring equipment for emissions into air and water shall be subject to control and to an annual surveillance test tests as set out in point 1 of Part 6 of Annex VI. Calibration has to be done by means of parallel measurements with the reference methods at least every three years.
23. Gecontroleerd wordt of de geautomatiseerde meetsystemen automatische apparatuur voor de bewaking van de emissies in de atmosfeer en het water naar behoren is zijn geïnstalleerd en functioneert functioneren; jaarlijks wordt worden zij onderworpen aan een verificatietest uitgevoerd als omschreven in bijlage VI, deel 6, punt 1. Om de drie jaar moet er worden gekalibreerd door middel van parallelmetingen overeenkomstig de referentiemethoden.