A private prosecution has been brought against Mr Hans-Peter Martin in the Vienna Regional Criminal Court on 6 June 2007 by Merkur Treuhand Wirtschaftstreuhand- und Steuerberatungs Gesellschaft mit beschränkter Haftung for commercial defamation pursuant to Section 152 of the Austrian Criminal Code on the ground that, both on his website www.hpmartin.net and in APA-OTS press release OTS0189 5 11 0473 NE
F0006 in connection with the accusations against him (by the EU anti-fraud authority OLAF) of improper use of the secretarial assistance allowance for staff
...[+++], he had claimed that it had been established after a comprehensive, detailed investigation that he had in no way improperly used EU monies and that fault had been found only with a formal error on the part of his accounts manager at the time, Mr Christoph Matznetter, a tax adviser now State Secretary for Finance in the Austrian Government, who, according to Mr Martin, had incorrectly charged three staff computers and two telephone bills to the secretarial assistance allowance instead of to the office expenses allowance. Op 6 juni 2007 is bij de strafrechtbank Wenen door Merkur Treuhand Wirtschaftstreuhand- und Steuerberatungs Gesellschaft mit beschränkter Haftung tegen de heer Hans-Peter Martin een rechtszaak aangespannen wegens aantasting van de goede naam, als omschreven in paragraaf 152 van het Oostenrijks Wetboek van strafrecht, omdat hij zowel op zijn website www.hpmartin.net als in een persmededeling van APA-OTS (OTS0189 5 11 0473 NEF0006) in verband met de beschuldigingen (van de EU-fraudebestrijdingsinstantie OLAF) tegen hem inzake incorrecte besteding van de vergoeding voor parlementaire medewerkers, had beweerd dat na een uitgebreid, gedetailleerd onderzoek was vastgesteld dat hij EU-gelden geenszins incorrect had besteed en dat er alleen kritiek
...[+++] was geuit op een vormfout van zijn toenmalige accountmanager, de heer Christoph Maznetter, een belastingadviseur en inmiddels staatssecretaris van Financiën in de Oostenrijkse regering, die volgens de heer Martin drie computers voor personeelsleden en twee telefoonrekeningen op onjuiste wijze had geboekt onder de vergoeding voor parlementaire medewerkers in plaats van onder de vergoeding voor kantooruitgaven.