The sampling probes shall be close to the particulate sampling probe in the dilution tunnel (Annex VI, section 1.2.1.2, DT and Section 1.2.2, PSP).
De bemonsteringssondes moeten zich vlak bij de deeltjesbemonsteringssonde in de verdunningstunnel bevinden (bijlage VI, punt 1.2.1.2, verdunningstunnel (DT), en punt 1.2.2, deeltjesbemonsteringssonde (PSP)).