The horizontal distance from the phase centre, or tip of the antenna as appropriate, to the edge of the ground plane shall be 1,00 ± 0,05 m. No part of the antenna shall be closer than 0,5 m to the ground plane.
De horizontale afstand tussen het fasemiddelpunt van de antenne en de rand van de massaplaat moet 1,00 ± 0,05 m bedragen. Geen van de delen van de antenne mag zich op een afstand van minder dan 0,5 m van de massaplaat bevinden.