The Court therefore concludes that the principle of freedom to provide services laid down in the EC Treaty, read in the light of the fundamental right to respect for family life, precludes a refusal, by the Member State of origin of a provider of services established in that Member State who provides services to recipients established in other Member States, of the right to reside in its territory to that provider's spouse, who is a national of a third country.
Het Hof concludeert dus, dat het in het EG-Verdrag bedoelde beginsel van het vrij verrichten van diensten, gelezen tegen de achtergrond van het fundamentele recht op eerbiediging van het gezinsleven, zich ertegen verzet dat een lidstaat van herkomst van een in diezelfde lidstaat gevestigde dienstverrichter die diensten verricht ten behoeve van personen die in andere lidstaten zijn gevestigd, het verblijf op zijn grondgebied weigert aan de echtgenoot van die dienstverrichter, die onderdaan is van een derde land.