In addition, the road must be visible to the driver over a width of 4,5 m, which is bounded by a plane parallel to the median longitudinal vertical plane and passing through the outermost point of the vehicle starting from a point 1,5 m behind the vertical plane passing through the driver's ocular points (see Figure 9).
Bovendien moet de bestuurder vanaf een afstand van 1,5 m achter het verticale vlak door zijn oogpunten, het weggedeelte met een breedte van 4,5 m kunnen overzien dat wordt begrensd door het vlak dat door het buitenste punt van het voertuig loopt en evenwijdig is aan het verticale vlak door de lengteas van het voertuig (zie figuur 9).