L’effet vasopresseur (résultant de l’action adrénergique sur les vaisseaux) peut être réduit par l’administration concomitante d’un alphabloquant (phentolamine mésilate), tandis que l’administration d’un bêtabloquant (propranolol) peut entraîner une réduction de l’effet stimulant du produit sur le cœur et une augmentation de l’effet hypertenseur (par réduction de la dilatation artériolaire), résultant d’une stimulation bêta-1-adrénergique.
Het vasopressieve effect (als resultaat van de adrenerge werking op de vaten) kan worden gereduceerd door het gelijktijdig toedienen van een α-blokker (fentolamine mesilaat) waar de toediening van een ß-blokker (propranolol) kan leiden tot een vermindering van het stimulerend effect van het geneesmiddel op het hart en tot een stijging van het hypertensief effect (door de reductie van arteriolaire dilatatie), als het gevolg van ß 1 adrenerge stimulatie.