1. a) Les viandes
provenant d'animaux autres que ceux v
isés au point b) ne peuvent être utilisées pour la consommation humaine si les animaux en question sont morts autrement que par abattage à l'abattoir. b) Seuls les animaux vivants destinés à l'abattage peuvent être
introduits dans les locaux d'abattage, exception faite: i) des volailles à éviscération différée, des oies et des canards élevés pour la production de foie gras et des oiseaux qui ne son
...[+++]t pas considérés comme domestiques mais qui sont élevés comme des animaux domestiques, lorsqu'ils sont abattus dans l'exploitation conformément au chapitre VI, ii) du gibier d'élevage abattu dans l'exploitation conformément à la section III, et iii) du petit gibier sauvage conformément à la section IV, chapitre III.1. a) Vlees van andere dan de onder b)
vermelde dieren mag niet voor menselijke consumptie gebruikt worden indien zij op een andere manier gestorven zijn dan door slachting in het slachthuis. b) In de slachtinrichting mogen alleen voor de slacht bestemde levende dieren worden binnengebracht, met uitzondering van: i) pluimvee waarvan de verwijdering van de ingewanden uitgesteld is, ganzen en eenden die voor de productie van „foie gras” zijn gehouden en vogels die niet als landbouwhuisdier worden beschouwd, maar wel als landbouwhuisdier worden gekweekt, indien zij overeenkomstig hoofdstuk VI op het bedrijf geslacht zijn; ii) gekweekt wild
...[+++] dat op de productieplaats overeenkomstig sectie III is geslacht, en iii) klein vrij wild, als bedoeld in sectie IV, hoofdstuk III.