Pendant la dialyse, les taux anti-Xa plasmatiques doivent se situer entre 0,5 et 0,8 unité anti- Xa/ml (2) quotidiennement : 3 750 unités anti-Xa (2 250 unités anti-Xa chez les patients de moins de 55 kg de poids corporel) en bolus intraveineux juste avant la première dialyse et 2 250 unités anti-Xa (2 000 unités anti-Xa chez les patients de moins de 55 kg de poids corporel) juste avant la seconde dialyse.
Tijdens de dialyse moet de plasma anti-Xa spiegel gelegen zijn tussen 0,5-0,8 anti-Xa eenheden/ml (2) dagelijks: 3750 anti-Xa eenheden (voor patiënten < 55 kg lichaamsgewicht 2250 anti-Xa eenheden) intraveneus als een bolus juist voor de eerste dialyse en 2250 anti-Xa eenheden (voor patiënten < 55 kg lichaamsgewicht 2000 anti-Xa eenheden) juist voor de tweede dialyse.