l'un des excipients. b) Infections sévères. c) Altération sévère de la fonction hépatique ou de la fonction de la moelle osseuse. d) Pancréatite. e) Tout vaccin vivant, en particulier le vaccin contre la tuberculose, la variole ou la fièvre
een van de hulpstoffen. b) Ernstige infecties. c) Ernstig verminderde lever- of beenmergfunctie. d) Pancreatitis. e) Levende vaccins, vooral BCG, pokken, gele koorts. f) Zwangerschap, tenzij de voordelen opwegen tegen de risico’s (zie rubriek 4.6). g) Borstvoeding (zie rubriek 4.6).