Vertaling van "allogénique " (Frans → Nederlands) :

3.2.1. Banking allogénique non apparenté Le banking de SC allogénique non apparenté concerne la collecte, le traitement et le stockage de SC issu d’un don altruiste afin de créer une base de données permettant de rechercher un SC approprié pour des patients en attente de greffe allogénique.
3.2.1. Opslag van onverwant allogeen NB Onder de opslag van onverwant allogeen NB wordt verstaan het afnemen, verwerken en bewaren van uit een altruïstische donatie stammend NB.

LYMPHOME La dose recommandée pour le lymphome est de 370 mg/m 2 /jour (10 mg/kg/jour) répartie en deux perfusions quotidiennes avant une GCSH allogénique, sans dépasser la dose cumulée totale maximale de 370 mg/m 2 (10 mg/kg), pendant la durée totale du traitement de conditionnement. MYÉLOME MULTIPLE La dose recommandée est de 185 mg/m 2 /jour (5 mg/kg/jour) en une seule perfusion quotidienne avant une GCSH allogénique, sans dépasser la dose cumulée totale maximale de 185 mg/m 2 (5 mg/kg), pendant la durée totale du traitement de conditionnement.
LYMFOOM De aanbevolen dosis bij lymfoom is 370 mg/m 2 /dag (10 mg/kg/dag), voorafgaand aan allogene HPCT toegediend, verdeeld over 2 infusies per dag, waarbij gedurende de gehele voorbereidende behandeling

Mise en banque allogénique ou autologue: altruiste ou individualiste? Aujourd’hui, deux types majeurs de programmes de banking de sang de cordon sont possibles, à savoir le banking allogénique et autologue.
Allogene versus autologe opslag van navelstrengbloed Op dit ogenblik bestaan er twee grote categorieën voor de opslag van navelstrengbloed: allogene en autologe opslag.

Des études américaines ont montré que le don de sang allogénique est plus sûr chez les donneurs plus âgés (Garry et al., 1991; Schmidt, 1991; Simon et al., 1991; Popovsky 2002).
Amerikaanse studies hebben uitgewezen dat allogene bloeddonatie door oudere mensen veiliger is (Garry et al., 1991; Schmidt, 1991; Simon et al., 1991; Popovsky 2002).

Sang de cordon à usage allogénique : Aspects cliniques et scientifiques ?
Navelstrengbloed voor allogeen gebruik: Klinische en wetenschappelijke aspecten?

La transfusion allogénique est associée à l’augmentation des concentrations dans le sérum et les tissus mous des interleukines 1β, 6 et 8, ainsi que du TNF-α libérés dans le milieu par les leucocytes en raison de l’acidose et de la température de conservation.
De allogene transfusie wordt met toenemende concentraties in het serum en de weke weefsels van interleukinen 1β, 6 en 8 geassocieerd en ook met het in het medium door de leukocyten vrijgegeven TNF-α omwille van de acidose en de bewaartemperatuur.

405 Age de l’unité (autologue) la plus vieille ou âge médian des unités (allogéniques) entreposées ≤ 13j, entre 13 et 18 j, ≥ 18 j
405 Ouderdom van de oudste (autologe) eenheid of mediane ouderdom van de bewaarde (allogene) eenheden ≤ 13 d, tussen 13 en 18 d, ≥ 18 d

Lors d’analyses secondaires du sous-groupe de patients ayant reçu des greffes allogéniques, la prophylaxie par Defitelio était également associée à une incidence plus faible de la maladie aiguë du greffon contre l’hôte et à une incidence plus faible des cas de sévérité allant du grade 2 au grade 4 de la maladie aiguë du greffon contre l’hôte (GVHD, graft versus host disease) au jour J+100.
In secundaire analyses betreffende de subgroep van patiënten die allotransplantaties ondergingen, werd Defitelio-profylaxe ook in verband gebracht met een lagere incidentie en minder graad 2 tot 4 acute ‘graft versus host’-reacties (aGvHD) op dag+100.

Patients ayant reçu une greffe de cellules souches allogeniques
Patiënten die een allogene stamceltransplantatie hebben ondergaan.

Il convient d’identifier les patients concernés et de leur conseiller de faire des dons de sang en vue d’un usage autologue et allogénique.
De betrokken patiënten dienen te worden geïdentificeerd en ze moeten worden aangeraden bloed te geven met het oog op een autoloog en/of allogeen gebruik.