Traduction de «anti-inflammatoires du naproxène peuvent réduire » (Français → Néerlandais) :

Effets antipyrétiques Les effets antipyrétique et anti-inflammatoire du naproxène peuvent réduire la fièvre et les symptômes inflammatoires, qui perdent ainsi leur valeur diagnostique.
Antipyretische effecten De antipyretische en anti-inflammatoire werking van naproxen kunnen de koorts en de ontstekingsverschijnselen verminderen, waardoor deze hun diagnostische waarde verliezen.

Effets antipyrétiques Les activités antipyrétiques et anti-inflammatoires du naproxène peuvent réduire la fièvre et l’inflammation, diminuant donc leur utilité en tant que signes diagnostiques.
Antipyretische effecten De antipyretische en anti-inflammatoire werking van naproxen kunnen de koorts en de ontstekingsverschijnselen verminderen, waardoor deze hun diagnostische waarde verliezen.

Effets antipyrétiques L’action antipyrétique et anti-inflammatoire du naproxène peut réduire la fièvre et les phénomènes inflammatoires, entraînant la perte de leur valeur diagnostique.
Antipyretische effecten De antipyretische en anti-inflammatoire werking van naproxen kan de koorts en de ontstekingsverschijnselen verminderen, waardoor deze hun diagnostische waarde verliezen.

Effets antipyrétiques L'action antipyrétique et anti-inflammatoire du naproxène peut réduire la fièvre et les phénomènes d'inflammation; ceux-ci perdent alors leur valeur de diagnostic.
Antipyretische effecten De antipyretische en anti-inflammatoire werking van naproxen kunnen de koorts en de ontstekingsverschijnselen verminderen, waardoor deze hun diagnostische waarde verliezen.

Naproxène: les activités anti-pyrétiques et anti-inflammatoires du naproxène peuvent diminuer la fièvre et les autres signes d’inflammation et ainsi masquer les symptômes nécessaires pour le diagnostic.
Ontsteking Naproxen: De antipyretische en anti-inflammatoire werking van naproxen kan koorts en andere tekenen van ontsteking reduceren en daarmee hun nut als diagnostische kenmerken verminderen.

- les anti-inflammatoires non stéroïdiens (un groupe particulier de médicaments analgésiques possédant également des effets anti-inflammatoires et antipyrétiques): peuvent réduire l’effet hypotenseur;
- niet-steroïdale anti-inflammatoire geneesmiddelen (bepaalde groep van pijnstillende middelen met ook een ontstekingsremmende en koortswerende werking): kunnen het bloeddrukverlagend effect verminderen;

Les diurétiques, les inhibiteurs de l'enzyme de conversion de l'angiotensine et l'antagoniste de l'angiotensine II: les médicaments anti-inflammatoires non-stéroïdiens peuvent réduire l'efficacité des diurétiques ainsi que d'autres agents anti-hypertensifs.
Diuretica, ACE-remmers en angiontensine II antagonisten: non-steroïde ontstekingsremmende geneesmiddelen (NSAIDs) kunnen de doeltreffendheid van diuretica evenals van andere antihypertensie middelen verminderen.

éventuel) + lithium: augmentation de la concentration plasmatique du lithium + digoxine: augmentation de la sensibilité à la digoxine par hypokaliémie + corticostéroïdes: peuvent augmenter la perte de potassium + anti-inflammatoires non-stéroïdiens: peuvent réduire les effets diurétiques, natriurétiques
oogpunt nuttig kan zijn + lithium: chloortalidon kan de plasmaconcentratie van lithium verhogen + digoxine: door hypokaliëmie kan de gevoeligheid voor digoxine toenemen + corticosteroïden: risico van toename van kaliumverlies + NSAID’s: kunnen het diuretisch, natriuretisch en hypotensief effect verminderen + methotrexaat: verhoogd risico van ongewenste effecten van methotrexaat + verhoging van het risico op hyponatriëmie bij gelijktijdig gebruik met SSRI’s, lisdiuretica

sulfamidés antibactériens, ß-bloquants, anti-inflammatoires non stéroïdiens, anticoagulants oraux, tramadol, dextropropoxyphène, IECA, sartans, dérivés azoliques (inhibiteurs du CYP3A4), même par voie vaginale ou sous forme de gel buccal, l’alcool: peuvent renforcer l’effet hypoglycémiant inducteurs enzymatiques CYP3A4: peuvent diminuer l’effet hypoglycémiant ß-bloquants: peuvent également masquer certains symptômes de l’hypoglycémie tels que les palpitations et les tremblements anticoagulants oraux: augmentation possible de l’INR
antibacteriële sulfamiden, ß-blokkers, NSAID’s, orale anticoagulantia, tramadol, dextropropoxyfeen, ACE-inhibitoren, sartanen, azoolderivaten (CYP3A4 inhibitoren), zelfs bij vaginale toedieningsvorm of onder de vorm van mondgel, alcohol: kunnen het hypoglykemiërend effect versterken CYP3A4 enzyminductoren: kunnen het hypoglykemiërend effect verminderen ß-blokkers: kunnen sommige symptomen van hypoglykemie maskeren, zoals palpitaties en tremoren orale anticogulantia: het INR kan oplopen

Certains médicaments peuvent également être incriminés : opioïdes, médicaments anti-inflammatoires (acide acétylsalicylique y compris), fer, anticholinergiques, préparations à base de calcium 132 .
Daarnaast kunnen verschillende geneesmiddelen obstipatie in de hand werken: opioïden, anti-inflammatoire farmaca (acetylsalicylzuur inbegrepen), ijzer, anticholinergica, calciumpreparaten 132 . Plots begin, bloedverlies, gewichtsverlies, anemie,. zijn alarmsymptomen die een coloscopie wettigen 133-134 .