La co-administration d’Atripla et de didanosine n’est pas recommandée étant donné que l’exposition à la didanosine est significativement augmentée en cas de co-administration avec le fumarate de ténofovir disoproxil, ce qui peut augmenter le risque d’effets indésirables liés à la didanosine (voir rubrique 4.5).
Gelijktijdige toediening van Atripla en didanosine wordt niet aanbevolen omdat de blootstelling aan didanosine significant stijgt na gelijktijdige toediening met tenofovirdisoproxilfumaraat, waardoor het risico op didanosinegerelateerde bijwerkingen mogelijk toeneemt (zie rubriek 4.5).