Vertaling van "avec les aminoglycosides " (Frans → Nederlands) :

J01CE02 Phénoxyméthylpénicilline potassique J01E SULFAMIDES ET TRIMETHOPRIM J01EA triméthoprim et dérivés J01EA01 Triméthoprim J01F MACROLIDES ET LINCOSAMIDES J01FA macrolides J01FA01 Erythromycine J01FF lincosamides J01FF01 Clindamycine (chlorhydrate de) J01FF01 Clindamycine (phosphate de) J01G AMINOGLYCOSIDES J01GB autres aminoglycosides J01GB05 Néomycine (sulfate de) J01X AUTRES ANTIBACTERIENS J01XB polymyxines J01XB02 Polymyxine B (sulfate de) J01XD dérivés de l'imidazole J01XD01 Métronidazole J02 ANTIMYCOSIQUES A USAGE SYSTEMIQUE J02A ANTIMYCOSIQUES A USAGE SYSTEMIQUE J02AB dérivés de l'imidazole J02AB01 Miconazole (nitrate de) J04 ANTIMYCOBACTERIENS J04A ANTITUBERCULEUX J04AB antibiotiques J04AB02 Rifampicine CHAP.
J01F MACROLIDEN EN LINOCOSAMIDEN J01FA macroliden J01FA01 Erythromycine J01FF lincosamiden J01FF01 Clindamycinefosfaat J01FF01 Clindamycinehydrochloride J01G AMINOGLYCOSIDEN J01GB overige aminoglycosiden J01GB05 Neomycinesulfaat J01X OVERIGE ANTIBACTERIELE MIDDELEN J01XB polymyxinen J01XB02 Polymyxine B sulfaat J01XD Imidazoolderivaten J01XD01 Metronidazool J02 ANTIMYCOTICA VOOR SYSTEMISCH GEBRUIK J02A ANTIMYCOTICA VOOR SYSTEMISCH GEBRUIK J02AB imidazoolderivaten J02AB01 Miconazoolnitraat J04 ANTIMYCOBACTERIELE MIDDELEN J04A GENEESMIDDELEN TER BEHANDELING VAN TUBERCULOSE J04AB antibiotica J04AB02 Rifampicine HFDST.

Il existe aussi des différences de compatibilité avec les antibiotiques de la classe des aminoglycosides (avec risque de perte de l’activité de l’aminoglycoside).
Ook de verenigbaarheid met de aminoglycoside-antibiotica (met risico van verlies van het effect van het aminoglycoside) is verschillend.

Atteinte rénale, surtout en cas d'utilisation concomitante d'aminoglycosides ou de diurétiques de l'anse: rare.
Nierbeschadiging, vooral bij gelijktijdig gebruik van aminoglycosiden of lisdiuretica (zeldzaam).

Une telle adaptation posologique est particulièrement importante en cas d’insuffisance rénale sévère (clairance de la créatinine < 25 ml/min ; débit de filtration glomérulaire < 30 ml/min/1,73m 2 ) et pour les médicaments qui ont une marge thérapeutique-toxique étroite (tels la digoxine, le lithium, les aminoglycosides).
Een dergelijke posologie-aanpassing is vooral belangrijk bij ernstige nierinsufficiëntie (creatinineklaring < 25 ml/min; glomerulaire filtratiesnelheid < 30 ml/ min/1,73m 2 ) en voor geneesmiddelen met een nauwe therapeutisch-toxische marge (zoals digoxine, lithium, de aminoglycosiden).

Atteinte des cellules tubulaires, avec modifications de la sécrétion et de la réabsorption tubulaire, p. ex. par les aminoglycosides, les antirétroviraux, le cisplatine, les produits de contraste, l’acide zolédronique.
Aantasting van de tubulaire cellen, met wijziging van de tubulaire secretie en resorptie, bv. met de aminoglycosiden, de antiretrovirale middelen, cisplatine, de contrastmiddelen, zoledroninezuur.

Risque accru d'atteinte rénale en cas d'utilisation concomitante d'aminoglycosides ou de diurétiques de l'anse.
Verhoogd risico van nierbeschadiging bij gelijktijdig gebruik van aminoglycosiden of lisdiuretica.

Il convient à cet égard d’observer que les effets constatés étaient en général de faible ampleur en termes absolus (min-max du OR : 0,79-1,26) si l’on fait abstraction de l’influence des aminoglycosides sur l’appartion d’une résistance à l’ESBL pour E. coli (OR : 25,64, 95% IC : 1,24-289,09).
Hierbij dient opgemerkt te worden dat de gevonden effecten algemeen steeds beperkt waren in absolute omvang (min-max van significante OR: 0.79-1.26), met uitzondering van de invloed van aminoglycosiden op het voorkomen van ESBL resistentie bij E. coli (OR: 25,64, 95% CI: 2,243466-289,0871).

E. coli positif à l’ESBL se révèle particulièrement résistant en comparaison avec tous les autres facteurs stimulés par l’utilisation, non seulement d’aminoglycosides (OR : 25,64, 95% IC : 1,24-289,09) et des fluoroquinolones comme nous l’avons montré ci-avant (12), mais également d’antimycotiques (non signalée).
ESBL positieve E. coli wordt opmerkelijk sterk in vergelijking met alle andere factoren gestimuleerd door het gebruik van aminoglycosiden (OR: 25,64, 95% CI: 2,243466-289,0871) en fluorochinolones zoals eerder aangetoond (12), maar bovendien door het gebruik van antimycotica (niet gerapporteerd).

Autre fait remarquable, ce tableau suggère l’existence d’un effet protecteur des amphénicoles (e.a. le chloramphénicol) et des aminoglycosides (p.e. la gentamicine).
Opmerkelijk is verder dat de tabel een protectief effect aanduidt van amphenicolen (o.a. chloramphenicol) en aminoglycosiden (bv. gentamicine).

- streptogramines Aminoglycosides - - - +++ Quinolones, y compris fluoroquinolones +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ Autres antibiotiques (principalement +++ +++ +++ dérivés de nitrofuranes) Nbre d’observations 6.844 4.042 4.663 3.016 14.794 14.222 298
- streptogramines Aminoglycosides - - - +++ Chinolones (incl. fluorochinolones) +++ +++ +++ +++ +++ +++ +++ Overige antibiotica (vnl nitrofuraan +++ +++ +++ afgeleiden) N observaties 6 844 4 042 4 663 3 016 14 794 14 222 298