Le Conseil national reste d’avis, en outre, « qu’un médecin-conseil d’une compagnie d’assurances, dans le cadre de ses missions, ne peut être le praticien professionnel par l’intermédiaire duquel le parent du défunt pourrait avoir droit à la consultation du dossier médical en application de l’article 9, § 4, précité » (cf. avis du 25 novembre 2006 sur la consultation du dossier médical d’un défunt par le médecin-conseil d’une compagnie d’assurances, BCN 115, mars 2007, p. 3).
De Nationale Raad blijft bovendien van mening dat “een raadgevende arts van een verzekeringsmaatschappij, in het kader van zijn opdrachten, niet de beroepsbeoefenaar kan zijn door wiens tussenkomst de verwant van de overledene recht zou kunnen hebben op inzage van het medisch dossier van deze laatste, in toepassing van artikel 9, § 4, van de wet van 22 augustus
2002 betreffende de rechten van de patiënt” (zie advies van 25 november 2006 over de inzage van het medisch dossier van een overledene door de raadgevende arts van een verzekeringsmaatschappij, TNR
...[+++] nr. 115, maart 2007, p. 3).