Traduction de «biotransformation la biotransformation » (Français → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

biotransformation | biotransformation
biotransformatie | omvorming van stoffen binnen het levende weefsel

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Biotransformation La biotransformation du diclofénac s'effectue en partie par glucoroconjugaison de la molécule intacte, mais principalement par hydroxylation simple et multiple et par méthoxylation, ce qui entraîne la formation de plusieurs métabolites phénoliques (3’-hydroxy-, 4’-hydroxy, 5’- hydroxy, 4’,5’-dihydroxy-, 3’-hydroxy-4’-méthoxy-diclofénac) dont la plupart sont convertis en glucuroconjugués.
Biotransformatie De biotransformatie van diclofenac vindt gedeeltelijk plaats door conjugatie van het intacte molecuul met glucuronzuur, maar vooral door enkelvoudige en multipele hydroxylering en methylering met vorming van verschillende fenolmetabolieten (3’-hydroxy-, 4’-hydroxy, 5’- hydroxy, 4’,5’-dihydroxy-, 3’-hydroxy-4’-methoxydiclofenac).

Biotransformation La biotransformation de la saxagliptine est principalement médiée par le cytochrome P450 3A4/5 (CYP3A4/5).
Biotransformatie De biotransformatie van saxagliptine wordt primair gemedieerd door cytochroom P450 3A4/5 (CYP3A4/5).

Biotransformation La biotransformation est limitée : le seul métabolite identifié, l’acide 5-méthylpyrazinoïque, est retrouvé en faibles quantités dans certains cas. Ce métabolite serait d’origine présystémique et extrahépatique, et serait formé dans la flore intestinale.
Biotransformatie De biotransformatie is beperkt: de enige geïdentificeerde metaboliet, het 5-methylpyrazinonzuur, wordt in sommige gevallen teruggevonden in geringe hoeveelheden; deze metaboliet zou van presystemische en extrahepatische oorsprong zijn en gevormd worden door de intestinale flora.

Biotransformation : La biotransformation de l'ofloxacine est inférieure à 5 %.
Biotransformatie: Ofloxacine wordt minder dan 5% gebiotransformeerd.

Lors d'association avec l'acide acétylsalicylique, phénylbutazone (modification des liaisons aux protéines plasmatiques), disulfiram (inhibition enzymatique), dérivés de la dicoumarine (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), isoniazide, P.A.S (interférence du métabolisme hépatique), cyclosérine (interférence du métabolisme hépatique), éthosuximide (inhibition enzymatique), diazépam, acide valproïque (déplacement des liaisons avec les protéines sériques), chloramphénicol (inhibition du métabolisme hépatique), cimétidine (inhibition du métabolisme hépatique), dextropropoxyphène (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), antidépresseurs tricycliques (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), inhibiteurs de la mono-amine-oxydase (inhibition du métabolisme de la phénytoïne et taux plasmatique augmenté).
Bij de associatie met acetylsalicylzuur, fenylbutazone (wijziging van bindingscapaciteiten van de plasma eiwitten), disulfiram (enzymatische inhibitie), dicoumarine derivaten (verminderde biotransformatie van fenytoïne en gestegen plasmaspiegels), isoniazide, P.A.S (interferentie met levermetabolisme), cycloserine (interferentie met levermetabolisme), ethosuximide (enzymatische inhibitie), diazepam, valproïnezuur (verplaatsing van de proteïnebindingen), chloramfenicol (inhibitie van het levermetabolisme), cimetidine (inhibitie van levermetabolisme), dextropropoxyfeen (verminderde biotransformatie van fenytoïne en gestegen plasmaspiegels), tricyclische antidepressiva (verminderde biotransformatie van fenytoïne en gestegen plasmaspiegels), mono-amine-oxydase remmers (inhibitie van het fenytoïne metabolisme en gestegen plasmaspiegels).

Chez les patients traités par l'acide acétylsalicylique (modification des liaisons plasmatiques), phénylbutazone (modification des liaisons aux protéines plasmatiques), disulfiram (inhibition enzymatique), dérivés de la dicoumarine (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), isoniazide, P.A.S (interférence du métabolisme hépatique), cyclosérine (interférence du métabolisme hépatique), éthosuximide (inhibition enzymatique), diazépam, acide valproïque (déplacement des liaisons protéiques), chloramphénicol (inhibition du métabolisme hépatique), cimétidine (inhibition du métabolisme hépatique), dextropropoxyphène (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté), antidépresseurs tricycliques (biotransformation de la phénytoïne diminuée et son taux plasmatique augmenté).
Bij de patiënten behandeld met acetylsalicylzuur (wijziging van de plasmabindingen), fenylbutazone (wijziging van de plasmaproteïnebinding), disulfiram (enzymatische inhibitie), dicoumarinederivaten (biotransformatie van de verminderde fenytoïne en van haar toegenomen plasmawaade), Isoniazide, P.A.S (interferentie van het hepatisch metabolisme), cycloserine (interferentie van het hepatisch metabolisme), ethosuxmide (enzymatische inhibitie), diazepam, valproïnezuur (veplaatsing van de eiwitbindingen), chloramphenicol (inhibitie van het hepatisch metabolisme), dextropropoxyfeen (biotransformatie van de verminderde fenytoïne en haar toegenomen plasmawaarde), tricyclische antidepressoren (biotransformatie van de verminderde fenytoïne en haar toegenomen plasmawaarde).

Biotransformation La rivastigmine fait l’objet d’une biotransformation très importante et rapide (demi-vie plasmatique d’une heure environ), essentiellement par hydrolyse en son métabolite décarbamylé grâce à la cholinestérase.
Biotransformatie Rivastigmine wordt snel en uitgebreid gemetaboliseerd (halfwaardetijd in plasma circa 1 uur), voornamelijk via cholinesterasegemedieerde hydrolyse tot de gedecarbamylateerde metaboliet.

Biotransformation Les voies de biotransformation ainsi que les métabolites ne sont pas totalement identifiés.
Biotransformatie De biotransformatieroutes zijn net als de metabolieten niet volledig beschreven.

Biotransformation Le valsartan n’est pas largement biotransformé puisque seuls 20 % de la dose sont retrouvés sous forme de métabolites.
Biotransformatie Valsartan wordt niet in hoge mate gebiotransformeerd omdat slechts ongeveer 20% van de dosis in de vorm van metabolieten wordt teruggevonden.

Biotransformation : Chez l’homme, environ 80 % de la dose circulante est présente sous forme inchangée.
Biotransformatie: Bij de mens is ongeveer 80% van het circulerende aan memantine gerelateerde materiaal aanwezig als de uitgangsverbinding.