L
a question 1 sondait depuis quand la personne avait consulté un dentiste (consommation subjective de soins) ; la question 2 sondait le besoin subjectif de traitement en demandant si, au moment du sondage, la personne souffrait d’un problème bucco-den
taire (oui/non) et, dans l’affirmative, de quel problème il s’agissait (besoin subjectif de traitement) ; la question 3 vérifiait dans quelle mesure, au moment du sondage, la personne souhaitait faire appel à un dentiste (besoin subjectif qui est converti en une demande de soins (‘demand’)) ; la question 4
...[+++] sondait les obstacles éventuels ressentis lors de la consultation d’un dentiste ; la question 5 vérifiait à qui la personne pouvait faire appel pour l’organisation (fixation / prise d’un rendezvous, transport et accompagnement durant la consultation) d’une visite chez le dentiste et, dans la dernière question, on vérifiait de quelle façon le questionnaire avait été complété (par la personne de façon autonome, avec de l’aide, refus, la personne n’est pas en mesure d’y répondre, même avec de l’aide).Vraag 1 peilde naar hoelang het geleden was dat de persoon een raadpleging had bij de tandarts (subjectieve zorgconsumptie); vraag 2 peilde naar de subjectieve behandelnood door te vragen of de persoon op het momen
t van de bevraging een mondprobleem had (ja/nee) en indien ja welk mondprobleem (subjectieve behandelnood); vraag 3 ging na in welke mate de persoon op het moment van de bevraging beroep wenste te doen op een tandarts (subjectieve nood die omgezet wordt in vraag naar zorg (‘demand’)); vraag 4 peilde naar mogelijke drempels bij het raadplegen van een tandarts; vraag 5 ging na op wie de persoon beroep kon doen voor het organi
...[+++]seren (vastleggen/maken van een afspraak, vervoer en begeleiding tijdens de raadpleging) van het tandartsbezoek en in de laatste vraag werd nagegaan op welke manier de vragenlijst werd ingevuld (door persoon zelfstandig, met hulp, weigering, niet in staat zelfs niet met hulp).