Lorsque la triptoréline est utilisée dans le cadre d’un traitement de la fertilité, aucune donnée clinique ne permet de supposer l’existence d’un lien de causalité entre la triptoréline et toute anomalie ultérieure éventuelle du développement des ovocytes, de la grossesse ou de l’issue de celle-ci.
Als triptoreline wordt gebruikt in het kader van een vruchtbaarheidstherapie, zijn er geen klinische aanwijzingen dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen triptoreline en eventuele latere afwijkingen van de ontwikkeling van de eicel, de ontwikkeling van de zwangerschap of de uitkomst.