Ce modèle utilise des informations démographiques sur le cheptel national d’un pays et les données de surveillance de l’ESB pour ce pays (données issues du programme d’épidémiosurveillance active) afin d’estimer la prévalence de l’ESB (avec des limites de confiance) de la population.
Het model maakt gebruik van demografische informatie over de veestapel van een land en van de gegevens over BSE-bewaking in dat land (gegevens die afkomstig zijn uit het programma voor actieve epidemiologische bewaking) om de BSE-prevalentie van de populatie te ramen (waarbij betrouwbaarheidsgrenzen worden gehanteerd).