Boost Your Productivity!Translate documents (Ms-Word, Ms-Excel, ...) faster and better thanks to artificial intelligence!
https://pro.wordscope.com
https://blog. wordscope .com

Vertaling van "chez les répondeurs nuls " (Frans → Nederlands) :

Répondeurs nuls dans l’étude Répondeurs non nuls dans Cohortes parente l’étude parente RVP § % (n/N) 38 % (19/50) 67 % (62/92) FDT % (n/N) 44 % (22/50) 84 % (85/101)** Rechute ‡ %(n/N) 14 % (3/22) 14 % (10/72) * La population en intention de traiter (ITT) pour l’analyse de la RVP se compose de tous les sujets (N=142) qui ont reçu au moins une dose de l’un des médicaments de l’étude (peginterféron alfa-2b, ribavirine, ou Victrelis).

Nulresponders in Niet-nulresponders in Studiecohorten hoofdonderzoek hoofdonderzoek SVR § % (n/N) 38 % (19/50) 67 % (62/92) EOT % (n/N) 44 % (22/50) 84 % (85/101)** Relapse ‡ % (n/N) 14 % (3/22) 14 % (10/72) * De Intent-to-Treat (ITT) populatie voor SVR analyse bestond uit alle proefpersonen (N=142) die minstens één dosis van enig studiegeneesmiddel (peginterferon alfa-2b, ribavirine of Victrelis) kregen.


La population des non-répondeurs était composée de 2 sous-groupes : les répondeurs partiels à un précédent traitement (réduction du taux d’ARN du VHC supérieure ou égale à 2 log 10 à la semaine 12, mais sans obtenir un taux d’ARN du VHC indétectable à la fin du traitement par peginterféron et ribavirine) et les répondeurs nuls à un précédent traitement (réduction du taux d’ARN du VHC inférieure à 2 log 10 à la semaine 12 du précédent traitement par peginterféron et ribavirine).

De populatie non-responders bestond uit 2 subgroepen: voormalige partiële responders (afname in HCV-RNA in week 12 groter dan of gelijk aan 2 log 10 , maar zonder dat ze aan het eind van de behandeling met een peginterferon en ribavirine ondetecteerbaar HCV-RNA hadden) en voormalige null responders (minder dan 2 log 10 afname in HCV-RNA in week 12 van de eerdere behandeling met peginterferon en ribavirine).


Inducteurs légers et modérés du CYP3A Les inducteurs légers et modérés du CYP3A doivent être évités, particulièrement chez les patients non répondeurs à un précédent traitement (répondeurs partiels ou répondeurs nuls au peginterféron alfa/ribavirine), à moins que des recommandations de posologie spécifique ne soient données (se reporter au tableau 2).

Milde en matige CYP3A-inductoren Milde en matige CYP3A-inductoren dienen te worden vermeden, in het bijzonder bij patiënten die eerder non-responders waren (partiële responders of null responders op peginterferon alfa/ribavirine), tenzij er specifieke doseringsaanbevelingen worden gegeven (zie tabel 2).


- soit ayant préalablement été traités par l'interféron alfa (pégylé ou non pégylé) seul ou en association avec la ribavirine, y compris les patients rechuteurs, répondeurs partiels et répondeurs nuls (voir rubriques 4.4 et 5.1).

- die eerder behandeld werden met interferon alfa (gepegyleerd of niet gepegyleerd) als monotherapie of in combinatie met ribavirine, waaronder patiënten met een recidief, partiële responders en patiënten zonder respons (null responders) (zie de rubrieken 4.4 en 5.1).


Durée du traitement – Adultes préalablement traités répondeurs partiels ou répondeurs nuls au précédent traitement Le traitement par INCIVO doit être administré en association avec le peginterféron alfa et la ribavirine pendant une durée de 12 semaines, suivi d'un traitement par peginterféron alfa et ribavirine seuls (sans INCIVO) pour une durée totale de traitement de 48 semaines (voir figure 2).

Behandelingsduur – Volwassenen die reeds eerder behandeld werden en een partiële respons of null response vertoonden Behandeling met INCIVO moet worden gestart in combinatie met peginterferon alfa en ribavirine en gedurende 12 weken worden aangehouden, gevolgd door behandeling met alleen peginterferon alfa en ribavirine (zonder INCIVO), voor een totale behandelingsduur van 48 weken (zie figuur 2).


Figure 2 : Durée du traitement chez les patients préalablement traités répondeurs partiels ou répondeurs nuls au précédent traitement

Figuur 2: Behandelingsduur voor patiënten die reeds eerder behandeld werden en een partiële respons of null response vertoonden


Parmi les patients traités par télaprévir, l’échec virologique sous traitement était plus fréquent chez les patients infectés par le génotype 1a que chez les patients infectés par le génotype 1b, et plus fréquent chez les répondeurs nuls à un précédent traitement que dans les autres populations (sujets naïfs de traitement, sujets rechuteurs à un précédent traitement ou répondeurs partiels à un précédent traitement ; voir rubrique 5.1, Expérience clinique, Efficacité chez les adultes précédemment traités).

Onder patiënten behandeld met telaprevir kwam virologisch falen tijdens de behandeling vaker voor bij degenen met genotype 1a dan met genotype 1b en vaker bij patiënten die eerder geen respons (null responders) vertoonden dan bij andere populaties (therapienaïeve patiënten, patiënten met een eerder recidief, patiënten die reeds eerder partiële responder waren; zie rubriek 5.1, Klinische ervaring, Werkzaamheid bij reeds eerder behandelde volwassenen).


TRA100773B : Le critère principal d’efficacité a été la proportion des répondeurs, défini comme les patients présentant un PTI et qui ont eu une augmentation des taux de plaquettes ≥ 50 000/μl à Jour 43 à partir d’un niveau initial < 30 000/μl ; les patients qui ont arrêté prématurément l'étude en raison d’un taux plaquettaire > 200 000/μl ont été considérés répondeurs, ceux qui ont arrêté pour toute autre raison ont été considérés comme non répondeurs quel que soit le taux plaquettaire.

TRA100773B: het primaire werkzaamheidseindpunt was het aandeel responders, gedefinieerd als die ITP-patiënten die een verhoogd aantal bloedplaatjes hadden van ≥ 50.000/µl op dag 43, komend vanaf een baseline van < 30.000/µl. Patiënten die voortijdig stopten vanwege een bloedplaatjesaantal van > 200.000/µl werden gerekend tot de responders; degenen die stopten om een andere reden werden gerekend tot de non-responders, onafhankelijk van het aantal bloedplaatjes.


ADHD Une étude randomisée en double aveugle, réalisée auprès de 516 enfants et adolescents atteints d’ADHD, a montré que le méthylphénidate (Concerta®, Rilatine®) avait un effet plus marqué sur les symptômes liés à l’ADHD (56% de patients répondeurs) que l’atomoxétine (Strattera®; 45% de patients répondeurs) après six semaines, et que chacun des deux produits était plus efficace que le placebo (24% de patients répondeurs).

ADHD Een gerandomiseerde dubbelblinde studie bij 516 kinderen en adolescenten met ADHD vond een beter effect op de ADHDsymptomen met methylfenidaat (Concerta®, Rilatine®; 56% responders) dan met atomoxetine (Strattera®; 45% responders) na zes weken, en beide producten waren op hun beurt beter dan placebo (24% responders).


Les taux de RMM à différents temps (incluant les patients répondeurs ayant obtenu une RMM à ces temps ou avant comme répondeurs) sont présentés en incidence cumulée de RMM (voir figure 1).

MMR-percentages op verschillende tijdstippen (inclusief patiënten die een MMR bereikten op of voor deze tijdstippen als responders) zijn weergegeven in de cumulatieve incidentie van MMR (zie Figuur 1).




datacenter (12): www.wordscope.be (v4.0.br)

chez les répondeurs nuls ->

Date index: 2022-12-19
w