Il en ressort que, dans beaucoup de cas, on notait la présence d’un ou de plusieurs des facteurs de risque connus pour favoriser la survenue de torsades de pointes, tels que hypokaliémie, prise concomitante d’autres médicaments allongeant l’intervalle QT (par exemple, les neuroleptiques, les antiarythmiques, la kétansérine), et prise concomitante d’un médicament pouvant allonger l’intervalle QT et dont le métabolisme peut en plus être inhibé par l’érythromycine ou par la clarithromycine (en particulier, le cisapride*, la terfénadine** et l’astémizole**).
Daaruit blijkt dat in vele gevallen sprake was van één of meerdere van de bekende risicofactoren voor het optreden van " torsades de pointes", zoals hypokaliëmie, gelijktijdige inname van andere geneesmiddelen die het QT-interval verlengen (b.v. neuroleptica, anti-aritmica, ketanserine) en gelijktijdig gebruik van een geneesmiddel dat het QT-interval kan verlengen en waarvan daarenboven het metabolisme door erythromycine en clarithromycine kan worden geïnhibeerd (in het bijzonder cisapride*, terfenadine** en astemizol**).