Les deux isomères de CLA les plus étudiés pour leurs effets biologiques sont l’acide ruménique (c9, t11-CLA), issu principalement de la désaturation de l’acide vaccénique dans la glande mammaire, et le t10,c12-CLA, produit en quantités mineures lors de la biohydrogénation ruminale lorsque des conditions particulières d’alimentation des vaches sont rencontrées.
Voor wat hun biologische effecten betreft, zijn de twee meest bestudeerde isomeren van CLA het rumeenzuur (c9,t11-CLA), hoofdzakelijk afkomstig van de desaturatie van het vacceenzuur in de melkklier, en het t10,c12-CLA, in zeer kleine hoeveelheden geproduceerd bij de ruminale biohydrogenatie in bijzondere voedingsomstandigheden van de koeien.