Traduction de «comme le diltiazem » (Français → Néerlandais) :

TERMINOLOGIE

produit contenant du diltiazem
product dat diltiazem bevat

produit contenant du diltiazem sous forme parentérale
product dat diltiazem in parenterale vorm bevat

chlorhydrate de diltiazem
diltiazemhydrochloride

allergie au diltiazem
allergie voor diltiazem

diltiazem
diltiazem

produit contenant du diltiazem et de l'énalapril
product dat diltiazem en enalapril bevat

produit contenant du diltiazem sous forme orale
product dat diltiazem in orale vorm bevat

produit contenant seulement du diltiazem et de l'énalapril
product dat enkel diltiazem en enalapril bevat

produit contenant seulement du diltiazem sous forme orale
product dat enkel diltiazem in orale vorm bevat

TRADUCTIONS EN CONTEXTE

Diltiazem : ASC: ↓ 69% (↓ 55 to ↓ 79) C max : ↓ 60% (↓ 50 to ↓ 68) C min : ↓ 63% (↓ 44 to ↓ 75) Désacetyl diltiazem : ASC: ↓ 75% (↓ 59 to ↓ 84) C max : ↓ 64% (↓ 57 to ↓ 69) C min : ↓ 62% (↓ 44 to ↓ 75) N-monodesméthyl diltiazem : ASC: ↓ 37% (↓ 17 to ↓ 52) C max : ↓ 28% (↓ 7 to ↓ 44) C min : ↓ 37% (↓ 17 to ↓ 52) Efavirenz : ASC: ↑ 11% (↑ 5 to ↑ 18) C max : ↑ 16% (↑ 6 to ↑ 26) C min : ↑ 13% (↑ 1 to ↑ 26) (induction du CYP3A4) L’augmentation des paramètres pharmacocinétiques de l’éfavirenz n’est pas considérée comme cliniquement significative.
Diltiazem: AUC: ↓ 69 % (↓ 55 tot ↓ 79) C max : ↓ 60 % (↓ 50 tot ↓ 68) C min : ↓ 63 % (↓ 44 tot ↓ 75) Desacetyldiltiazem: AUC: ↓ 75 % (↓ 59 tot ↓ 84) C max : ↓ 64 % (↓ 57 tot ↓ 69) C min : ↓ 62 % (↓ 44 tot ↓ 75) N-monodesmethyldiltiazem: AUC: ↓ 37 % (↓ 17 tot ↓ 52) C max : ↓ 28 % (↓ 7 tot ↓ 44) C min : ↓ 37 % (↓ 17 tot ↓ 52) Efavirenz: AUC: ↑ 11 % (↑ 5 tot ↑ 18) C max : ↑ 16 % (↑ 6 tot ↑ 26) C min : ↑ 13 % (↑ 1 tot ↑ 26) (CYP3A4-inductie) De verhoging van de farmacokinetische parameters voor efavirenz wordt niet klinisch belangrijk geacht.

Diltiazem : ASC : ↓ 69% (↓ 55 à ↓ 79) C max : ↓ 60% (↓ 50 à ↓ 68) C min : ↓ 63% (↓ 44 à ↓ 75) Desacetyl diltiazem : ASC : ↓ 75% (↓ 59 à ↓ 84) C max : ↓ 64% (↓ 57 à ↓ 69) C min : ↓ 62% (↓ 44 à ↓ 75) N-monodesmethyl diltiazem : ASC : ↓ 37% (↓ 17 à ↓ 52) C max : ↓ 28% (↓ 7 à ↓ 44) C min : ↓ 37% (↓ 17 à ↓ 52) Efavirenz : ASC : ↑ 11% (↑ 5 à ↑ 18) C max : ↑ 16% (↑ 6 à ↑ 26) C min : ↑ 13% (↑ 1 à ↑ 26) (induction du CYP3A4) L’augmentation des paramètres pharmacocinétiques de l’éfavirenz n’est pas considérée comme cliniquement significative.
Diltiazem: AUC: ↓ 69% (↓ 55 tot ↓ 79) C max : ↓ 60% (↓ 50 tot ↓ 68) C min : ↓ 63% (↓ 44 tot ↓ 75) Desacetyldiltiazem: AUC: ↓ 75% (↓ 59 tot ↓ 84) C max : ↓ 64% (↓ 57 tot ↓ 69) C min : ↓ 62% (↓ 44 tot ↓ 75) N-monodesmethyldiltiazem: AUC: ↓ 37% (↓ 17 tot ↓ 52) C max : ↓ 28% (↓ 7 tot ↓ 44) C min : ↓ 37% (↓ 17 tot ↓ 52) Efavirenz: AUC: ↑ 11% (↑ 5 tot ↑ 18) C max : ↑ 16% (↑ 6 tot ↑ 26) C min : ↑ 13% (↑ 1 tot ↑ 26) (inductie van CYP3A4) De stijging van de farmacokinetische parameters van efavirenz wordt niet klinisch significant geacht.

Étant donné que la solifénacine est métabolisée par le CYP3A4, des interactions pharmaceutiques peuvent survenir avec d’autres substrats du CYP3A4 de plus grande affinité (comme le vérapamil, le diltiazem) et des inducteurs du CYP3A4 (comme la rifampicine, la phénytoïne, la carbamazépine).
Aangezien solifenacine wordt gemetaboliseerd door CYP3A4, kunnen farmacokinetische interacties optreden met andere CYP3A4-substraten met een hogere affiniteit (bv. verapamil, diltiazem) en -induceerders (zoals rifampicine, fenytoïne, carbamazepine).

Associations à éviter : Antagonistes calciques comme le vérapamil et dans une moindre mesure le diltiazem : influence négative sur la contractilité et sur la conduction atrio-ventriculaire.
Niet aanbevolen combinaties: Calciumantagonisten zoals verapamil en in mindere mate diltiazem: een negatieve invloed op de contractiliteit en op de atrioventriculaire geleiding.

- Des antagonistes du calcium (certains médicaments contre des troubles cardiaques ou contre l’hypertension) comme vérapamil ou diltiazem.
- calciumantagonisten (bepaalde geneesmiddelen tegen hartkwalen of hoge bloeddruk) zoals verapamil en diltiazem.

Les inhibiteurs connus du CYP3A4, comme les antifongiques azolés (kétoconazole, itraconazole, fluconazole, p. ex.), la cimétidine, le vérapamil, les macrolides (érythromycine, clarithromycine et roxithromycine, p. ex.), le diltiazem, les inhibiteurs de protéase (ritonavir, saquinavir, indinavir, nelfinavir, p. ex.), les antidépresseurs (néfazodone, fluvoxamine, fluoxétine, p. ex) et le jus de pamplemousse peuvent accroître les taux plasmatiques des progestatifs et entraîner des effets indésirables.
clarithromycine en roxithromycine), diltiazem, proteaseremmers (bijv. ritonavir, saquinavir, indinavir, nelfinavir), antidepressiva (bijv. nefazodon, fluvoxamine, fluoxetine), en pompelmoessap kunnen plasmaspiegels van progestagenen verhogen en leiden tot ongewenste effecten.

Antagonistes du calcium comme le vérapamil et dans une mesure moindre le diltiazem: influence négative sur la contractilité et la conduction atrio-ventriculaire.
Calciumantagonisten zoals verapamil en in mindere mate diltiazem: negatieve invloed op de samentrekbaarheid en de atrioventriculaire geleiding.

Amlodipine*, Nifédipine, Diltiazem, Félodipine: les antagonistes calciques à longue durée d’action peuvent être considérés comme un traitement de première ligne en cas d’hypertension.
Amlodipine*, Nifedipine, Diltiazem, Felodipine: langwerkende calciumantagonisten kunnen als een eerstelijnsbehandeling bij hypertensie aanzien worden.

Certains médicaments peuvent aussi déclencher des symptômes de parkinsonisme: les neuroleptiques, le métoclopramide, la cinnarizine, la méthyldopa, le lithium, les antidépresseurs, certains antagonistes calciques comme le diltiazem et le vérapamil, l’amiodarone,.
Sommige geneesmiddelen kunnen parkinsonverschijnselen uitlokken: neuroleptica, metoclopramide, cinnarizine, methyldopa, lithium, antidepressiva, bepaalde calciumantagonisten zoals diltiazem en verapamil, amiodarone, .