La surveillance d’un nombre d’isolats cliniques d’HSV et de VZV issus de patients recevant aciclovir en traitement ou en prophylaxie a montré que l’existence de virus à sensibilité diminuée à l’aciclovir est extrêmement rare chez le sujet immunocompétent et occasionnelle chez les patients sévèrement immunodéprimés, comme par exemple les patients avec transplantation d’organe ou de moelle osseuse, les patients sous chimiothérapie anticancéreuse et les patients infectés par le virus de l’immunodéficience humaine (VIH).
Onderzoek van klinische HSV- en VZV-isolaten van patiënten die aciclovir kregen voor behandeling of voor profylaxe, heeft aangetoond dat virussen met verminderde gevoeligheid voor aciclovir uiterst zeldzaam zijn bij immuuncompetente personen en zelden worden aangetroffen bij ernstig immuungecompromitteerde personen, zoals orgaan- of beenmergtransplantatiepatiënten, patiënten die chemotherapie krijgen vanwege een maligne aandoening en personen die met het humane immuundeficiëntievirus (HIV) zijn geïnfecteerd.