Chez les patients porteurs d’une prothèse biologique, un traitement anticoagulant oral (INR entre 2,0 et 3,0) est généralement recommandé pendant les 3 premiers mois suivant l’implantation, suivi ensuite d’un traite
ment par de faibles doses d’acide acétylsalicy
lique; les anticoagulants oraux seront toutefois poursuivis indéfiniment en présence de facteurs de risque associés (antécédents de thrombo-embolie, thrombus dans l’oreillette gauche, dilatation de l’oreillette gauche, insuffisance card
...[+++]iaque, fibrillation auriculaire).Bij patiënten met een biologische klepprothese wordt een be
handeling met orale anticoagulantia (INR tussen 2,0 en 3,0) gewoonlijk aanbevolen gedurende de eerste drie maanden na de implantatie, gevolgd door een behandeling met acetyl
salicylzuur in lage dosis; bij bestaan van geassocieerde risicofactoren (trombo-embolische antecedenten, trombus in de linkervoorkamer, dilatatie van de linkervoorkamer, hartfalen, voorkamerfibrillatie) dient de behandeling met
orale anticoagulantia levenslang te w
...[+++]orden voortgezet.