L’exercice du droit d’agir en justice d’une manière qui excède manifestement les limites de l’exercice normal de ce droit par une personne prudente et diligente peut conférer, sans qu’un dol spécial soit requis, à la procédure introduite un caractère téméraire et vexatoire.
De uitoefening door een bedachtzame en toegewijde persoon van het recht om in rechte op te treden op een wijze die duidelijk de grenzen van de normale uitoefening van dit recht overschrijdt, kan, zonder dat er sprake dient te zijn van bijzonder bedrog, ervoor zorgen dat de ingeleide vordering een roekeloos en tergend karakter krijgt.