Chez les patients prenant déjà des doses d’entretien de lamotrigine et ne prenant aucun inducteur de la glucuroconjugaison, il peut s’avérer nécessaire d’augmenter la dose de lamotrigine si l’on ajoute l’association atazanavir/ritonavir, ou de la réduire si l’on interrompt le traitement par atazanavir/ritonavir.
Bij patiënten die al een onderhoudsdosering van lamotrigine innemen en geen geneesmiddelen innemen die de conjugatie met glucuronzuur induceren, moet de dosering van lamotrigine misschien worden verhoogd als atazanavir/ritonavir wordt toegevoegd, of verminderd als atazanavir/ritonavir wordt stopgezet.