b) aide pour les actes de la vie courante (se déplacer, aller aux toilettes, manger, se lever/se mettre au lit, se laver/s’habiller ou se déshabiller) ;
b) hulp bij activiteiten van het dagelijkse leven (zich verplaatsen, toiletbezoek, eten, opstaan/gaan slapen, zich wassen/zich aan- en uitkleden);