La conservation des têtes de fémurs entre -40°C et -20°C peut être considérée comme un procédé de bonne pratique à condition que cette conservation soit temporaire et suivie d’un procédé qui assure une inactivation et une dévitalisation du matériel corporel humain.
De bewaring van femurkoppen tussen -40°C en -20°C kan als een procédé van goede praktijk worden beschouwd op voorwaarde dat deze bewaring tijdelijk is en gevolgd wordt door een procédé dat een inactivatie en een devitalisatie van het menselijk lichaamsmateriaal verzekert.