Traduction de «d’autres présentations d’amoxicilline acide » (Français → Néerlandais) :

Chez les deux autres patients (score > 16,5), l’un a guéri sous amoxicilline, mais, chez l’autre, il a fallu passer à l’association amoxicilline-acide clavulanique et cortisone.
Bij beide patiënten trad genezing op. Bij de andere 2 patiënten (Katzschaalscore > 16,5) genas 1 patiënt met amoxicillinebehandeling. Voor de andere patiënt werd overgeschakeld op amoxicilline-clavuclaanzuur en corticosteroïden.

Situation personnelle par rapport aux autres généralistes belges en matière de prescription d’amoxicilline/acide clavulanique.
Persoonlijke situering ten opzichte van de andere huisartsen in België in verband met voorgeschreven AMOXICLAVULANATEN .

L’association amoxicilline + acide clavulanique pendant 14 jours est une autre possibilité, en particulier en cas d’infection par des germes Gram positifs.
De associatie amoxicilline + clavulaanzuur gedurende 14 dagen is een andere mogelijkheid, vooral bij infecties door Gram-positieve kiemen.

L’association amoxicilline + acide clavulanique n’est en principe pas un premier choix, sauf en cas de pneumonie acquise en communauté chez des personnes âgées ou présentant une comorbidité.
De associatie amoxicilline + clavulaanzuur is in principe geen eerste keuze, tenzij bij bejaarde patiënten of patiënten met co-morbiditeit voor pneumonie opgelopen buiten het ziekenhuis.

Il y est mentionné entre autres que, dans les infections des voies respiratoires, une dose d’amoxicilline d’au moins 3 g par jour chez l’adulte (soit 3 fois par jour 500 mg d’amoxicilline et 500 mg d’amoxicilline + 125 mg d’acide clavulanique, soit 2 fois par jour 2 comprimés Retard à 1 g d’amoxicilline + 62,5 mg d’acide clavulanique) est recommandée en raison de la diminution de la sensibilité du pneumocoque à l’amoxicilline.
Er staat o.a. vermeld dat, bij luchtweginfecties, een dosis van minstens 3 g amoxicilline per dag bij de volwassene (ofwel 3 x p.d. 500 mg amoxicilline en 500 mg amoxicilline + 125 mg clavulaanzuur, ofwel 2 x p.d. 2 comprimés Retard aan 1 g amoxicilline + 62,5 mg clavulaanzuur) aanbevolen is wegens vermindering van de gevoeligheid van de pneumokok aan amoxicilline.

1 H01AC H01AC01 SOMATROPINE 7.778 62,1% 368,8 2 B02BD B02BD02 FACTEUR VIII DE COAGULATION 3.345 14,1% 6,8 B02BD09 NONACOG ALFA 83 8,0% 0,1 B02BD06 FACTEUR VON WILLEBRAND ET FACTEUR VIII DE COAGU 2 4,5% 0,0 B02BD04 FACTEUR IX DE COAGULATION 0 0,0% 0,0 3 R03BA R03BA02 BUDESONIDE 2.053 20,1% 811,5 R03BA05 FLUTICASONE 687 5,4% 654,4 R03BA01 BECLOMETHASONE 87 2,7% 75,0 4 R05CB R05CB13 DORNASE ALFA (DESOXYRIBONUCLEASE) 1.913 70,7% 84,3 R05CB05 MESNA 208 17,6% 83,1 R05CB01 ACETYLCYSTEINE 46 0,5% 56,8 5 R03BB R03BB01 BROMURE D'IPRATROPIUM 1.522 22,6% 2.781,3 R03BB04 BROMURE DE TIOTROPIUM 3 0,0% 1,5 R03BB02 BROMURE D'OXITROPIUM 1 0,2% 1,8 6 R03AK R03AK06 SALMETEROL AVEC AUTRES SUBSTANCES POUR AFFEC 957 1,7% 927,2 R03AK07 FORMOTEROL AVEC AUTRES SUBSTANCES POUR AFFEC 245 1,0% 123,2 R03AK03 FENOTEROL AVEC AUTRES SUBSTANCES POUR AFFECT 133 0,9% 249,1 R03AK04 SALBUTAMOL AVEC AUTRES SUBSTANCES POUR AFFEC 98 2,3% 144,9 7 J01GB J01GB01 TOBRAMYCINE 1.165 55,5% 34,4 J01GB06 AMIKACINE 145 78,1% 7,0 J01GB03 GENTAMICINE 6 35,2% 0,3 J01GB07 NETILMICINE 3 97,7% 0,1 8 R03DC R03DC03 MONTELUKAST 1.101 6,8% 366,4 R03DC01 ZAFIRLUKAST 5 0,2% 3,6 9 J05AF J05AF30 ASSOCIATIONS 394 4,3% 23,2 J05AF05 LAMIVUDINE 144 4,8% 20,6 J05AF07 TENOFOVIR DISOPROXIL 140 4,2% 9,9 J05AF04 STAVUDINE 122 8,1% 14,9 J05AF06 ABACAVIR 113 5,8% 12,0 J05AF02 DIDANOSINE 88 6,4% 12,1 J05AF01 ZIDOVUDINE 63 16,6% 6,6 J05AF03 ZALCITABINE 1 2,4% 0,1 10 A09AA A09AA02 MULTIENZYMES (LIPASE, PROTEASE ETC) 893 29,2% 387,9 11 L04AA L04AA05 TACROLIMUS 291 2,3% 20,9 L04AA01 CICLOSPORINE 257 1,9% 27,1 L04AA06 ACIDE MYCOPHENOLIQUE 162 2,0% 14,9 L04AA11 ETANERCEPT 96 0,6% 2,3 L04AA10 SIROLIMUS 2 0,2% 0,2 12 J01FA J01FA09 CLARITHROMYCINE 338 2,6% 106,9 J01FA10 AZITHROMYCINE 310 4,7% 72,7 J01FA11 MIOCAMYCINE 56 6,9% 22,2 J01FA01 ERYTHROMYCINE 26 4,9% 7,0 J01FA06 ROXITHROMYCINE 7 0,6% 1,9 J01FA02 SPIRAMYCINE 1 0,3% 0,4 J01FA15 TELITHROMYCINE 1 0,0% 0,2 13 N03AX N03AX09 LAMOTRIGINE 283 3,9% 73,4 N03AX11 TOPIRAMATE 186 5,6% 41,8 N03AX14 LEVETIR ...
1 H01AC H01AC01 SOMATROPINE 7.778 62,1% 368,8 2 B02BD B02BD02 BLOEDSTOLLINGSFACTOR VIII (ANTIHEMOFILIEFACTOR A 3.345 14,1% 6,8 B02BD09 NONACOG ALFA 83 8,0% 0,1 B02BD06 VON WILLEBRAND FACTOR MET BLOEDSTOLLINGSFACTO 2 4,5% 0,0 B02BD04 BLOEDSTOLLINGSFACTOR IX (ANTIHEMOFILIEFACTOR B) 0 0,0% 0,0 3 R03BA R03BA02 BUDESONIDE 2.053 20,1% 811,5 R03BA05 FLUTICASON 687 5,4% 654,4 R03BA01 BECLOMETASON 87 2,7% 75,0 4 R05CB R05CB13 DORNASE ALFA (DESOXYRIBONUCLEASE) 1.913 70,7% 84,3 R05CB05 MESNA 208 17,6% 83,1 R05CB01 ACETYLCYSTEINE 46 0,5% 56,8 5 R03BB R03BB01 IPRATROPIUM BROMIDE 1.522 22,6% 2.781,3 R03BB04 TIOTROPIUM BROMIDE 3 0,0% 1,5 R03BB02 OXITROPIUM BROMIDE 1 0,2% 1,8 6 R03AK R03AK06 SALMETEROL MET ANDERE MIDD. VOOR OBSTRUCT.

A propos des acides gras oméga-3 (p.ex. l’acide docosahexaénoïque ou DHA, l’acide éicosapentaénoïque ou EPA), la conclusion des Folia de février 2010 était que certaines données indiquaient un effet positif limité sur la morbidité et/ou la mortalité cardio-vasculaire chez les patients ayant récemment (c.-à-d. dans les trois derniers mois précédents) eu un infarctus du myocarde, et chez les patients présentant une insuffisance cardiaque chronique, mais que de nombreuses incertitudes persistent toutefois; il n’y avait pas assez de preuves qui justifiaient d’encourager l’administration de suppléments à base d’acides gras oméga-3 dans d’autre populations.
In het artikel over omega-3-vetzuren (bv. docosahexa-eenzuur of DHA, eicosapenta-eenzuur of EPA) in de Folia van februari 2010 was de conclusie dat er enige evidentie was van een beperkt gunstig effect op de cardiovasculaire morbiditeit en/of mortaliteit bij patiënten die recent (d.w.z. binnen de laatste 3 maanden) een myocardinfarct hebben doorgemaakt en bij patiënten met chronisch hartfalen, maar dat er veel onzekerheden bleven bestaan; bij andere populaties was er te weinig evidentie om omega-3-vetzuur-supplementen aan te moedigen.

- L’association d’acide clavulanique à l’amoxicilline n’est d’aucune utilité pour lutter contre la résistance du pneumocoque, et le risque d’infection par un H. influenzae résistant aux antibiotiques ß lactames est très faible chez l’adulte ne présentant pas de comorbidité.
- Associatie van clavulaanzuur aan amoxicilline heeft geen enkel nut om de resistentie van pneumokokken tegen amoxicilline tegen te gaan, en het risico van infectie door H. influenzae resistent tegen ß-lactamantibiotica is bij volwassenen zonder comorbiditeit zeer gering.

Diphosphonates La spécialité à base d'acide zolédronique Aclasta® a été récemment enregistrée, pour administration intraveineuse à raison d’ une fois par an (5 mg), pour le « traitement de l'ostéoporose chez les femmes ménopausées présentant un risque accru de fracture» (une intervention de l’INAMI dans cette indication est prévue sous certaines conditions à partir du 1 er juillet 2008 (catégorie b, chapitre IV); cette indication ne figure pas dans la notice de l'autre spécialité à base d'acide zolédronique Zometa®, situation au 1 er juin 2008).
Bisfosfonaten Recent werd de specialiteit op basis van zoledroninezuur Aclasta® goedgekeurd voor toediening eenmaal per jaar (5 mg) via intraveneus infuus voor “de behandeling van osteoporose bij postmenopauzale vrouwen met een verhoogd risico op fracturen” [een tussenkomst van het RIZIV is in deze indicatie onder bepaalde voorwaarden voorzien sinds 1 juli 2008 (categorie b, hoofdstuk IV); voor de andere specialiteit op basis van zoledroninezuur, Zometa®, wordt deze indicatie niet vermeld in de bijsluiter, situatie op 1 juni 2008].

Les acides gras oméga-3 étaient administrés sous forme de suppléments alimentaires à raison de 1,5 g/jour en moyenne. Les limites des méta-analyses sont entre autres leur courte durée et l’hétérogénéité au niveau de la population étudiée (personnes présentant un risque cardio-vasculaire différent, utilisation de statines dans les études récentes mais pas dans les anciennes).
Beperkingen van de meta-analyses zijn o. a. de korte studieduur en de heterogeniteit qua onderzoekspopulatie (personen met verschillend cardiovasculair risico, gebruik van statines in de nieuwere, maar niet in de oudere studies).