Cependant, pour éviter que les enfants qui ne sont pas inscrits au registre national (bien que résidant effectivement en Belgique) et dont l’entretien est effectivement assumé en Belgique dans certaines circonstances (soit les enfants visés sous le point f) ne soient exclus du droit aux soins de santé, l’arrêté royal du 12 novembre 2008 susvisé a prévu que, pour ces enfants, la preuve de la cohabitation peut résulter de tous les moyens de preuve reconnus comme tels par le fonctionnaire dirigeant du Service du contrôle administratif.
Om te vermijden dat de kinderen die niet zijn ingeschreven in het Rijksregister (hoewel ze effectief hun hoofdverblijfplaats in België hebben) en die onder bepaalde voorwaarden effectief in België worden onderhouden (namelijk de kinderen bedoeld onder punt f)) zouden worden uitgesloten van het recht op geneeskundige verzorging heeft het voormelde koninklijk besluit van 12 november 2008 voorzien dat, voor die kinderen, het bewijs van de samenwoning kan volgen uit alle bewijsmiddelen als dusdanig erkend door de Leidend ambtenaar van de Dienst voor administratieve controle.