Traduction de «fonction rénale aucune adaptation » (Français → Néerlandais) :

Utilisation en cas de troubles de la fonction rénale Aucune adaptation posologique n’est nécessaire chez les patients présentant des troubles de la fonction rénale.
Gebruik bij verminderde nierfunctie Een aanpassing van de dosering is niet noodzakelijk bij patiënten met een verminderde nierfunctie.

Altération de la fonction rénale Aucune adaptation de la posologie n’est requise si le patient souffre d'une insuffisance rénale légère à modérée.
Verminderde nierfunctie De dosering hoeft niet te worden aangepast als de patiënt licht tot matig nierfalen heeft.

Insuffisance rénale Aucune adaptation de la dose n'est nécessaire chez les patients dont la fonction rénale est diminuée.
Verminderde nierfunctie Er is geen aanpassing van de dosis vereist bij patiënten met een verminderde nierfunctie.

Populations particulières Insuffisance rénale Aucune adaptation de la posologie n'est nécessaire chez les patients présentant une fonction rénale altérée (voir rubrique 5.2).
Speciale populaties Verstoorde nierfunctie De dosis hoeft niet te worden aangepast bij patiënten met een verstoorde nierfunctie (zie rubriek 5.2).

Altération de la fonction rénale Aucun ajustement de la dose initiale de sunitinib n’est exigé chez les patients présentant une altération de la fonction rénale (modérée à sévère) ou présentant une insuffisance rénale terminale (IRT) sous hémodialyse.
Nierstoornis Aanpassing van de startdosis wordt niet vereist bij toediening van sunitinib aan patiënten met een verminderde nierfunctie (mild-ernstig) of met terminaal nierfalen (ESRD) die hemodialyse ondergaan.

Compte tenu de la grande fenêtre thérapeutique de la clarithromycine, il n'est pas nécessaire de réduire la posologie chez les patients présentant une fonction rénale normale. Chez les patients présentant une anomalie de la fonction rénale, une adaptation posologique doit être envisagée : si la clairance de la créatinine (CL créatinine) est comprise entre 30 et 60 ml/min, la dose de clarithromycine doit être réduite de 50% ; si CL créatinine < 30 ml/min, la dose de clarithromycine doit être réduite de 75 %.
Bij patiënten met een renale stoornis moet de posologie aangepast worden : indien de creatinineklaring (Cl cr) tussen 30 en 60 ml/min ligt, moet de clarithromycine dosis met 50% verlaagd worden; indien Clcr < 30ml/min, moet de clarithromycine dosis met 75% verlaagd worden.

Patients présentant une altération de la fonction rénale Une adaptation de la dose n'est pas nécessaire chez les patients présentant une altération de la fonction rénale.
Patiënten met nierinsufficiëntie De dosering hoeft niet te worden aangepast bij patiënten met nierinsufficiëntie.

Altération de la fonction rénale Aucun ajustement posologique d'Imprida n'est nécessaire lors d'une altération faible à modérée de la fonction rénale (DFG > 30 ml/min/1,73 m²).
Nierinsufficiëntie Dosisaanpassing van Imprida is niet vereist voor patiënten met lichte tot matige nierinsufficiëntie (GFR > 30 ml/min/1,73m 2 ).

Patients avec insuffisance rénale Aucune adaptation de la dose initiale n’est requise chez les patients présentant une insuffisance rénale légère ou modérée (voir rubrique 5.2).
Patiënten met een verminderde nierfunctie Bij patiënten met een licht of matig verminderde nierfunctie is aanpassing van de startdosis niet nodig (zie rubriek 5.2).

Insuffisance rénale Aucune adaptation de la posologie n’est nécessaire chez les patients présentant une insuffisance rénale légère à modérée.
Nierfunctiestoornissen: Er is geen dosisaanpassing nodig voor patiënten met een lichte nierfunctiestoornis.