Grissom, 1996 ; Luborsky & al., 2002) indiquent qu’il y a peu de différences dans les résultats obtenus parmi les psychothérapies dites « de bonne foi », c’est-à-dire guidées par une structure théorique cohérente, amplement pratiquées depuis longtemps et qui ont des fondements pour la recherche (Wampold, 2001), comme c’est le cas des psychothérapies cognitivo-comportementales, systémiques, psychanalytiques ou encore centrées sur le client et expérientielles.
Grissom, 1996; Luborsky & al., 2002) erop dat er maar weinig verschil is tussen de uitslagen van de zogenaamde " betrouwbare" psychotherapieën, dwz. psychotherapieën met een coherente theoretische structuur, die sinds geruime tijd uitvoerig worden toegepast en funderingen voor het onderzoek bezitten, zoals dit het geval is met de cognitieve gedragspsychotherapieën, de systemische, psychoanalytische of ook cliëntgerichte en experiëntiële psychotherapieën.