Traduction de «groupe placebo avaient » (Français → Néerlandais) :

Les données de sécurité globalisées des études cliniques menées avec les formes orales de lévétiracétam chez des adultes présentant des crises partielles ont montré que 46,4 % des patients du groupe lévétiracétam et 42,2 % des patients du groupe placebo avaient présenté des effets indésirables.
De samengevoegde gegevens over de veiligheid van klinische studies die werden uitgevoerd met orale vormen van levetiracetam bij volwassen patiënten met aanvallen van partiële epilepsie, gaven aan dat 46,4% van de patiënten in de levetiracetamgroep en 42,2% van de patiënten in de placebogroep bijwerkingen vertoonden.

Une étude menée chez des patients pédiatriques (âgés de 4 à 16 ans) présentant des crises partielles a montré que 55,4 % des patients du groupe lévétiracétam et 40,2 % des patients du groupe placebo avaient présenté des effets indésirables.
In een studie uitgevoerd bij pediatrische patiënten (van de leeftijd van 4 tot 16 jaar) met aanvallen van partiële epilepsie werd aangetoond dat 55,4% van de patiënten in de levetiracetamgroep en 40,2% van de patiënten in de placebogroep bijwerkingen vertoonden.

- Patients avec une maladie stable après chimiothéraphie : Les patients avec une maladie stable (n=487) avaient un HR pour la PFS de 0,68 (IC 95%, 0,56 à 0,83 ; p< 0,0001 ; médiane à 12,1 semaines dans le groupe Tarceva et à 11,3 semaines dans le groupe placebo) et un HR pour la survie globale de 0,72 (IC 95%, 0,59 à 0,89 ; p=0,0019 ; médiane à 11,9 mois dans le groupe Tarceva et à 9,6 mois dans le groupe placebo).
- Patiënten met Stabiele ziekte na chemotherapie: Patiënten met stabiele ziekte (SD) (n=487) hadden een PFS HR van 0,68 (95% BI, 0,56 tot 0,83; p< 0,0001; mediaan 12,1 weken in de Tarcevagroep en 11,3 in de placebogroep) en een totale overlevings HR van 0,72 (95% BI, 0,59 tot 0,89; p=0,0019; mediaan 11,9 maanden in de Tarcevagroep en 9,6 maanden in de placebogroep).

- Patients avec une maladie stable après chimiothéraphie : Les patients avec une maladie stable (n=487) avaient un HR pour la PFS de 0,68 (IC 95%, 0,56 à 0,83 ; p< 0,0001; médiane à 12,1 semaines dans le groupe Tarceva et à 11,3 semaines dans le groupe placebo) et un HR pour la survie globale de 0,72 (IC 95%, 0,59 à 0,89 ; p= 0,0019 ; médiane à 11,9 mois dans le groupe Tarceva et à 9,6 mois dans le groupe placebo).
- Patiënten met Stabiele ziekte na chemotherapie: Patiënten met stabiele ziekte (SD) (n=487) hadden een PFS HR van 0,68 (95% BI, 0,56 tot 0,83; p< 0,0001; mediaan 12,1 weken in de Tarcevagroep en 11,3 weken in de placebogroep) en een totale overlevings HR van 0,72 (95% BI, 0,59 tot 0,89; p=0,0019; mediaan 11,9 maanden in de Tarcevagroep en 9,6 maanden in de placebogroep).

L’étude 107 était une étude en ouvert, en roll-over menée chez des patients qui avaient été traités dans le groupe contrôle (placebo, peginterféron alfa-2a et ribavirine) d’une étude de phase 2 du télaprévir et qui n’avaient pas obtenu une RVS dans cette étude de phase.
Studie 107 was een open-label, rollover-studie voor patiënten die in de controlegroep van een fase 2-studie met telaprevir waren behandeld (placebo, peginterferon alfa-2a, en ribavirine) en die in die studie geen SVR bereikten.

Les sujets qui avaient reçu le traitement actif ont continué avec le même régime thérapeutique, alors que ceux qui avaient reçu le placebo pendant 16 semaines ont été randomisés dans les groupes sildénafil (doses faible, moyenne ou élevée).
De proefpersonen die de actieve therapie volgden, zetten hetzelfde behandelingsschema voort, terwijl degenen die gedurende 16 weken de placebotherapie volgden naar de lage, gemiddelde of hoge dosisgroepen van sildenafil gerandomiseerd werden.

Dans chaque groupe de traitement, un pourcentage légèrement supérieur de sujets avaient reçu au moins 2 lignes de traitements systémiques antérieurs pour leur maladie avancée (respectivement 58 % et 55 % dans les bras placebo et pazopanib) comparativement aux sujets ayant reçu 0 ou 1 ligne de traitements systémiques antérieurs (respectivement 42 % et 45 % dans les bras placebo et pazopanib).
In elke behandelgroep was er een iets hoger percentage patiënten met 2+ lijnen van eerdere systemische therapie voor gevorderde ziekte (respectievelijk 58% en 55% voor de behandelgroepen met placebo en pazopanib) vergeleken met 0 of 1 lijn van eerdere systemische therapie (respectievelijk 42% en 45% voor behandelarmen met placebo en pazopanib).

Le 7e jour, 19 % des patients du groupe traité à la pénicilline durant 7 jours et 42 % des patients du groupe traité à la pénicilline durant 3 jours avaient mal de gorge, contre 36 % dans le groupe placébo.
Op dag zeven had 19% van de patiënten uit de 7-dagen penicillinegroep en 42% van de patiënten uit de 3-dagen penicillinegroep keelpijn, t.o.v. 36% in de placebogroep.

Parmi les patients traités à la pénicilline, 59 % n'avaient plus mal de gorge le troisième jour du traitement, contre 44 % dans le groupe placébo, ce qui représente un écart significatif entre les deux groupes.
Van de patiënten die penicilline kregen was 59% van de patiënten vrij van keelpijn op de derde dag van behandeling, t.o.v. 44% in de placebogroep, wat een significant verschil tussen beide groepen opleverde.

Parmi les patients du groupe traité à la pénicilline, 31 % avaient encore mal de gorge après deux jours, contre 49 % dans le groupe placébo.
Van de patiënten in de penicillinegroep had 31% nog keelpijn na twee dagen t.o.v. 49% in de placebogroep.