Les patients présentant des vertiges, une fatigue, des troubles de la vision ou d’autres effets indésirables susceptibles d’altérer leur aptitude à conduire des véhicules ou à utiliser des machines, doivent s’abstenir de mener ces activités tant que ces effets indésirables persistent (voir rubrique 4.8).
Patiënten die duizeligheid, vermoeidheid, visuele stoornissen of andere bijwerkingen ervaren, die mogelijk invloed hebben op het vermogen om veilig te rijden of machines te bedienen, moeten deze activiteiten staken zolang de bijwerkingen aanwezig zijn (zie rubriek 4.8).