Chez l’homme, le thioéther (M1) et l’acide carbonique (M6) sont les principaux métabolites plasmatiques, tandis que le sulfone (M2), le desméthylthioéther (M4) et le conjugué de l’acide mercapturique (M5) sont des métabolites moins importants observés à des taux inférieurs.
Bij de mens zijn de thioëther (M1) en carbonzuur (M6) de belangrijkste plasmametabolieten, terwijl de sulfon (M2), desmethylthioëther (M4) en het mercapturinezuurconjugaat (M5) minder belangrijke metabolieten zijn die bij lagere concentraties worden waargenomen.